Zorgen om dreigende strop erf- en schenkrecht
Geplaatst op: 13 augustus 2012In een brief aan staatssecretaris Weekers (Financiën) heeft Kamerlid Pieter Omtzigt (CDA) zijn zorgen uitgesproken over de gevolgen van een uitspraak van de Rechtbank Breda over successierechten. De rechter oordeelde daar onlangs dat het onderscheid tussen privé- en ondernemingsvermogen bij erfrecht discriminatoir is. Indien erfgenamen deze uitspraak gebruiken om massaal bezwaar aan te tekenen tegen de heffing kan dit leiden tot een strop voor de fiscus die kan oplopen tot €1,6 miljard per jaar.
Nabestaanden die zakelijk vermogen erven, kunnen onder voorwaarden volledig worden vrijgesteld van erfbelasting. Zogeheten bedrijfsopvolgingsfaciliteiten moeten ervoor zorgen dat de erfgenaam geen liquiditeitsproblemen krijgt door erf- of schenkbelasting als hij het bedrijf van de overledene voortzet. De erfgenaam van een boer die in 2007 overleed (en wiens landbouwgronden, machines en boerderij tot zijn privévermogen behoorden) meende ook aanspraak te kunnen maken op deze vrijstelling en kreeg hierin onlangs gelijk tijdens een proefproces voor de rechtbank in Breda. Volgens de rechter zou de ruime vrijstelling van ondernemingsvermogen leiden tot discriminatie van privévermogen.
Belastingadviseur Coen Mijnsbergen, die de erfgenaam bijstond, sprak de verwachting uit dat andere nabestaanden met de uitspraak in de hand massaal bezwaar gaan aantekenen tegen erfrecht. Volgens hem strekt de uitspraak zich ook uit tot schenkingen waarover belasting is verschuldigd. Jaarlijks vangt de fiscus zo’n € 1,6 miljard aan schenk- en erfrecht.
Omtzigt spreekt van een “enorme stapel aan bezwaarschriften” en een “rare vorm van rechtsongelijkheid tussen mensen die wel en niet van de uitspraak wisten” en wijst Weekers erop dat hij dit kan voorkomen door de uitspraak van de rechter algemeen verbindend te verklaren. Ook verzoekt het CDA-Kamerlid de Staatsecretaris om duidelijkheid over de budgettaire consequenties en een aanpassing van de Succesiewet 1956.