Modernisering van de Nederlandse arbeidsmarkt
Geplaatst op: 9 augustus 2012De Nederlandse arbeidsmarkt heeft zich tijdens de crisis weerbaar getoond. De werkloosheid is met 4.4% gemiddeld in 2011 internationaal gezien laag gebleven. Daarnaast nemen relatief veel mensen deel aan het arbeidsproces. Dit is mede het gevolg van verschillende hervormingen in het verleden. Verdere modernisering van de arbeidsmarkt is echter nodig.
De belangrijkste uitdaging ligt in het verhogen van de dynamiek en de participatie van ouderen. Met de voortschrijdende vergrijzing krijgt Nederland te maken met personeelskraptes. Door de toegenomen levensverwachting en stijging van de pensioenleeftijd zullen oudere werknemers langer moeten meedraaien op de arbeidsmarkt.
Diverse hervormingen hebben er de afgelopen jaren aan bijgedragen dat ouderen langer meedoen op de arbeidsmarkt. Zo zijn routes voor vervroegde uittreding afgebouwd en zijn doorwerksubsidies geïntroduceerd. De arbeidsparticipatie van ouderen tussen de 55 en 65 jaar steeg in de afgelopen tien jaar van 34 naar 54%. Dit is een grote verbetering maar ligt nog ver onder de participatie van andere leeftijdsgroepen. Zo is nog 83% van de 45 tot 55-jarigen actief op de arbeidsmarkt. De 54% steekt ook karig af bij de participatie van ouderen in sommige buitenlanden. In Zweden bijvoorbeeld is nog driekwart van deze leeftijdsgroep actief op de arbeidsmarkt. Daar is dus nog veel te winnen.
Naast de participatie is ook de dynamiek op de arbeidsmarkt voor ouderen geringer dan voor andere leeftijdsgroepen. Ouderen verliezen minder gauw hun baan. Zodra een oudere zijn baan echter verliest, vindt hij minder snel een nieuwe baan dan iemand in de leeftijdscategorie 25-44 (zie figuur 1). De figuur laat ook zien dat de kans dat een werkloze in de leeftijdscategorie 45-65 een baan vindt, sinds 2003 is toegenomen van 10% naar 15% per kwartaal. De kans dat een werkloze in de leeftijdscategorie van 25-44 jaar een baan vindt, is met ruim 25% echter veel hoger. Op het moment dat de crisis uitbrak lag dit percentage zelfs boven de 30%.
Verschillende regelingen zitten meer dynamiek en participatie in de weg. Het gaat vooral om de relatief hoge ontslagbescherming en de lange duur van werkloosheidsuitkeringen.
De ontslagbescherming van ouderen is relatief hoog, omdat deze – vooral bij ontslag via de kantonrechter – stijgt met zowel het aantal dienstjaren als de leeftijd. Zodra ouderen hun baan verliezen, leidt deze systematiek van ontslagkosten tot een lagere kans op een volgende baan. De ontslagvergoeding loopt voor ouderen boven de 55 jaar op tot 2 maandsalarissen per dienstjaar. Voor werknemers onder de 35 is dat slechts een half maandsalaris. Dat maakt de oudere werknemers een stuk duurder en daarmee minder aantrekkelijk. Het lenteakkoord bevat plannen om de ontslagbescherming voor iedereen gelijk te trekken. Deze aanpassing verhoogt de kansen voor ouderen om sneller aan het werk te komen.
Een tweede regeling die meer dynamiek op de arbeidsmarkt in de weg staat, is de opzet van de werkloosheidsuitkering. De WW is bedoeld om werklozen van een inkomen te voorzien in de periode dat zij zoeken naar een nieuwe baan. Vooral voor oudere werknemers, die vaak een lang arbeidsverleden hebben, zijn WW-uitkeringen in Nederland van relatief lange duur (zie figuur 2 voor een vergelijking met enkele andere OESO-landen). Werknemers die hun baan verliezen kunnen tot meer dan drie jaar een WW-uitkering ontvangen. Het verkorten van de WW-duur – bijvoorbeeld naar een jaar – draagt ertoe bij dat werklozen het contact met de arbeidsmarkt niet verliezen en de kans op het vinden van nieuw werk groter wordt.